zaterdag 20 maart 2010

Twintig kilometer

Dan gaan we eindelijk weer eens een eindje fietsen. Het is hier warm. Warm-warm. We zitten aan het einde van de regentijd en daardoor is het ontzettend vochtig. Dus doen we rustigjes aan. We zetten onze fietsen in elkaar en doen vanuit Ubud een rondje. Al met al staat er 's avonds twintig kilometer op de teller. En wij zijn uitgeteld... Twintig kilometer? Nee, dat is niet ver. Maar we hebben dan ook nog nooit zoveel gezien in zo'n kort stukje...

Vlak voor we Ubud uitrijden, gaan we links richting de botanische tuinen. Aan beide kanten van de weg is nog volop bebouwing en dat verandert nauwelijks de komende kilometers. Wel zijn er de winkeltjes waar ze rietjes-per-stuk verkopen, de rijk bewerkte poortjes die toegang geven tot de huisjes, de garage waar ze oude motoren proberen te repareren, het afdak waaronder twintig prachtige vrouwen toeristenbrol zitten te maken, de werkplaatsen waar hout bewerkt wordt, het restaurantje waar we een colaatje drinken en och-waarom-ook-niet een heerlijke pannenkoek met kokos voor ons laten klaarmaken, de elektriciteitspalen, de winkeltjes waar ze telefoonkaarten aanbieden, de rieten manden met daaronder de luid kraaiende vechthanen, de kippen die daar uitdagend omheen lopen want de haan kan er toch niet uit, de botanische tuin zelf, de tempels, de smeulende vuilnisbelt, de open riooltjes aan beide kanten van de weg waar ook het irrigatiewater doorheen loopt maar die wonder boven wonder niet stinken, de vrouwen die met enorme emmers vol zand en cement op hun hoofd de straat oversteken en nog veel, veel, veel meer... Tussen dit alles zien we opeens een rijstveldje. Waar geoogst wordt. We bieden onze hulp aan en even later slaan we in de brandende zon onze eerste rijstkorrels de wachtende mand in.



Iets verderop is weer zo'n rijstveld, waar de halmen nog hangen te rijpen. Om de vogels weg te houden, zijn er kleurige verschrikkers opgehangen.



We fietsen verder en zien wat minder bebouwing maar wel enkele grote, prachtige huizen verderop in de velden. 'Expats, of rijke toeristen, zoals jullie', vertelt Nyoman, de gastheer van ons hotel, ons 's avonds.



We slaan een zijweggetje in en komen nu midden in de rijstvelden terecht. Her en der ligt de was te drogen,



en overal zien we offertafeltjes in de velden staan met daarop offerandes voor Dewi Sri, de godin van de rijst. We zien irrigatiekanaaltjes, vier-kinderen-op-een-brommertje die net door hun moeder van school zijn gehaald, een oude verrimpelde dame die zichzelf en haar twee kleindochtertjes wast in de rivier, bouwvakkers die aan een huis-in-aanbouw werken, een enorme stapel kokosnoten die klaar ligt voor de markt, witte reigers die overvliegen, kleine dorpjes vol blaffende honden en kinderen die 'Hello! How are you?' roepen, nog meer tempeltjes en een enorme spin...



Dan, terwijl we samen met twee kleine meisjes en hun moeder ons Bahasa Indonesia proberen te oefenen, stopt er een meneer op een brommer. Of we dorst hebben. Ja! Nou, kom dan maar mee naar mijn huis voor kokosnoot. Onderweg stopt hij nog even bij zo'n winkeltje om twee rietjes te kopen en thuis pakt hij resoluut de ladder en klimt hij de palmboom in zijn voortuin in.'Catch!', roept hij naar Ube.







Twee kokosnoten, vele glimlachen en een paar foto's later fietsen we terug naar Ubud. We hebben iets als een adres gekregen van deze Wayan, het bevat zijn straat en als we daar de foto's naartoe sturen, weet iedereen wie deze Wayan is en zouden de foto's aan moeten komen. We hebben ook zijn telefoonnummer, want hij wil ontzettend graag dat we naar een voorstelling van zijn dansgroep komen en bovendien wil hij ons Balinees leren dansen. Als dat lukt, horen jullie daar natuurlijk meer over!

Geen opmerkingen: