donderdag 22 april 2010

Weer thuis!

De narcissen in de tuin staan in bloei, het zonnetje probeert door de wolken heen te prikken en de fietsen staan weer in de schuur. We zijn weer thuis!

Na een ongelooflijke hoeveelheid geluk. Want natuurlijk was ook onze 20-april-vlucht van Kuala Lumpur naar Amsterdam gecancelled als gevolg van de IJslandse vulkaanuitbarsting. Op de gok zijn we die avond wel van Bali naar Kuala Lumpur gevlogen. We wilden kijken wat daar de mogelijkheden waren en desnoods de tijd afwachten in Maleisie.

En ongelooflijk maar waar: we hebben in de volkomen chaos op de luchthaven daar twee boardingpasses weten te bemachtigen voor de eerste vlucht van Malaysian Airlines naar Amsterdam... En zijn gisteravond rond zeven uur geland in Amsterdam. We gaan nu met volle teugen genieten van de Hollandse lente en hopen jullie binnenkort allemaal gezellig weer te zien!

zondag 4 april 2010

Water!

Water is belangrijk op Bali. Niet alleen voor de rijstoogst, maar ook voor de visvangst. In Amed snorkelen wij een paar daagjes heel relaxed door het koraalrif, terwijl de lokale vissers erop uit trekken om wat baracuda's boven te krijgen.



En in hun vrije tijd dikke pret maken op een wankel vlotje...





Maar water is voor meer dingen belangrijk. Dingen die wij niet altijd met evenveel begrip bekijken... Het regenwater dat hier enkele keren per week naar beneden valt (het is nog steeds regentijd), zoekt zijn weg naar de zee via talloze kleine kanaaltjes.





Een groot deel van die kanaaltjes loopt door de rijstvelden, een klein deel van die kanaaltjes gaat door de dorpen. Daar maken de Balinezen dankbaar gebruik van deze handige voorziening. Om de was te doen, tuurlijk, prima, helemaal begrijpelijk, handig ook.





Maar ook als vuilnisafvoer. Geschokt kijken wij toe hoe een huisvrouw een mand vol afval hupsakee in de plomp smijt. De vorige middag heeft het pijpenstelen gegoten. Het kanaaltje stroomt snel, de vuilnis is in een oogwenk verdwenen. Maar een paar honderd meter stroomafwaarts zit wel iemand anders de was te doen. Of zichzelf en een paar kinderen in te zepen... Afijn, aan het eind van de rit in Denpasar ziet de rivier er als volgt uit:






Jakkie...


Omdat wij ook van water houden, maar dan vooral van heel erg ontzettend schoon water, gaan wij het vanaf nu wat zuidelijker opzoeken. Op het zuidelijkste puntje van Bali, bij Uluwatu, bevinden zich namelijk enkele van 's werelds beste surfstranden. De golven komen daar rechtstreeks vanaf Antarctica binnenlopen, dus het water is er kristalhelder. En omdat Ube al maanden uitkijkt naar een paar spannende 'tubes' gaat het er nu eindelijk van komen. Bovendien, Bali is ook veel te heet om te fietsen. Dus volgen we graag het advies van vriend Adriaan: "Fietsen in NL, surfen op Bali, skien in Oostenrijk. Klinkt logisch. Andersom wordt lastig." Dan weten jullie ervan. De komende weken vieren wij gewoon vakantie.

Rijst

Als je in Indonesie bent, eet je rijst. En hoeveel energie kost om dat op ons bord te krijgen, wordt ons duidelijk als we in Sidemen en bij Tirta Gangga een aantal wandelingen door de prachtige rijstvelden maken.



Drie keer per jaar kan er van een veldje rijst geoogst worden. Dat betekent dat de akkertjes drie keer per jaar klaargemaakt moeten worden voor zaailingen. Met de hand, uiteraard. Want slechts een enkeling beschikt over zoiets geavanceerds als een os. De rest gaat gewoon zelf met de hak in de weer. Onder de brandende zon. De hele dag door. En als diegene ons voorbij ziet lopen, blijkt er altijd nog meer dan genoeg energie en goeie zin over voor zo'n oogverblindende glimlach en een vrolijk 'selamat siang!'


Als de akker klaar is, worden de zaailingen geplant. Ook dat is handwerk. Machines kunnen ook helemaal niet worden gebruikt op de kleine, steile, alleen via mini-paadjes toegankelijke stukjes rijstterras. Wie even moet rusten, drinken of eten, kan gelukkig wel in de schaduw terecht. Deze kleine 'schuurtjes' staan immers overal in de rijstvelden.

Een ingenieus systeem van irrigatiekanaaltjes houdt de veldjes onder water.

Of zet ze droog, als de rijst begint te rijpen en droog moet staan. Als het zover is, moeten ook de vogels worden weggehouden. Touwen met daaraan lappen stof, stukken plastic en frisdrankblikjes worden aan elkaar gebonden.
Staken houden ze op gezette afstand van de grond.
Door aan de touwen te trekken en heel hard te schreeuwen, worden de vogels weggejaagd. Voor even... Dus is 'vogelverschrikker' een echte baan in dit land, waar 50.000 roepia's voor de meeste mensen een dagloon is. Dat is het equivalent van 5 euro... En daar wordt dus hard, heel hard voor gewerkt.

Als de rijst rijp is en geoogst, wordt 'ie gedroogd.


En in balen afgevoerd naar de markt. Je begrijpt: wij eten hier altijd onze bordjes leeg...

zaterdag 3 april 2010

Offers brengen

Het Balinees hindoeisme is een veeleisende godsdienst... De duizenden goden, die overigens allemaal terug te brengen zijn tot 1 oppermachtige god Sanghyang Widhi Wasa, moeten allemaal tevreden gehouden worden. Dat geldt ook voor de ontelbare demonen die er (kunnen) zijn. Elke ochtend begint elk Balinees huishouden daarom met het tevreden stemmen van de huisgoden en de demonen die om of bij het huis zijn neergestreken.

Deze offertjes die op straat en bij de huistempel worden neergelegd zijn klein
maar desalniettemin erg belangrijk. En een serieuze industrie: op elke markt zie je talloze vrouwen de offertjes maken: bananenbladeren worden gevouwen tot kleine bakjes en gevuld met bloemetjes, gras, rijst en wierrook. Wie geld heeft maar geen tijd, koopt deze 'prefab'-offertjes. Wie geen geld heeft en wel tijd, koopt de losse ingredienten op de markt en vouwt ze thuis zelf in elkaar.
Maar deze dagelijkse offers zijn lang niet voldoende om alle goden en demonen tevreden te houden. Daarvoor zijn grotere ceremonies nodig. Dus op zeer gezette tijden, die worden bepaald door de priesters, trekken de Balinezen, groot en klein, in hun mooiste kledij naar de tempel.

Uiteraard vergezeld van zorgvuldig samengestelde offerandes.
Als er meer geofferd moet worden, komen er dieren aan te pas. Overal, maar dan ook echt overal op Bali vind je vechthanen. Ze kakelen je 's ochtends om zes uur wakker en worden zorgvuldig opgefokt onder rieten manden, zodat ze elkaar niet alvast te lijf kunnen gaan. Na belangrijke ceremonies laten de Balinezen de hanen los. Maar niet nadat ze scheermesjes (!) aan de achterpoten hebben gebonden. Het duurt dus niet lang voor het bloed vloeit, de weddenschappen kunnen worden uitbetaald en de goden weer tevreden zijn.
Wij hebben ons nog niet op zo'n hanengevecht vertoont en zijn dat vooralsnog ook niet van plan. Wij vinden zo'n hanengevecht immers zielig voor die hanen. Tsja, teerhartige Westerlingen. We snappen er dus helemaal niets van...

zaterdag 20 maart 2010

Tsjakketsjak

De Balinese cultuur is ongelooflijk rijk en boeiend en we willen er zoveel mogelijk van meekrijgen. Ook de volgende avond kiezen we dus voor een voorstelling. Dit keer een 'kecak-dans'. Meer dan vijftig mannen zitten in een kring, gekleed in een geruiten lendedoek. Ze dansen met hun armen,

hun handen en hun bovenlichaam. Midden in de kring speelt zich het verhaal van Ramayana af.

Maar het zijn vooral de zittende, zingende mannen die onze aandacht trekken. Enkele mannen zingen monologen of geven met enkele woorden het ritme aan. De andere mannen zingen alleen het woord 'cak'. 'Cakcakcakcakcak'. 'Cakkecak cakkecak cakkecak'. Onder het voortdurend zingen van het woord 'cak' lijken sommige mannen langzaam in een trance te raken.

Anderen zijn extreem geconcentreerd.

De mannen, allemaal afkomstig uit dezelfde banjar (wijk, buurt, dorp), hebben een zichtbaar sterke band met elkaar.

Dan worden kokosdoppen aangestoken.

Een van de dansers is in trance. De danser schopt het vuur uit elkaar, loopt door de gloeiende kooltjes en lijkt niets te voelen van de hitte. Als het vuur een aantal keren bijeengeveegd en weer losgeschopt is, gaat de danser weer zitten. Een priester brengt hem terug op aarde en zegent hem. Zijn voeten zijn git- en gitzwart, zijn glimlach loopt van oor tot oor...




Dans

Inmiddels zijn we dus in Ubud beland, het spirituele, religieuze en artistieke centrum van Bali. We kijken hier onze ogen uit. Het aantal kunstgaleries met daarin de prachtigste kunstvoorwerpen is werkelijk niet te tellen. Elke galerie lijkt wel een museum, zo mooi zijn de houten, bronzen of stenen beelden, de zilveren voorwerpen, de batikdoeken, de schilderijen, de rijkbewerkte portalen, de kledingstukken... We overwegen serieus om een container te huren en het hele stadje leeg te kopen. Maar terwijl we ons daarop orienteren, laten we geen kans onbenut om op zoveel mogelijk manieren van de cultuur hier te genieten. Dus gingen we al op kookcursus en leerden we boemboes maken, proberen we elke avond iets anders uit in een van de vele fantastische restaurants, en gaan we elke avond naar een voorstelling. Elke avond kunnen we kiezen uit vier, vijf zes voorstellingen met muziek, dans, theater. Ze vinden plaats op de prachtigste plekken: de tempel, het paleis, het prachtige dorpshuis... Vanavond gaan we naar de Gelong, een voorstelling van dans begeleid door een gamelan-orkest.



De danseressen tonen ons zes, zeven traditionele dansen.Elke dans heeft een culturele en religieuze achtergrond. De danseressen op de foto hieronder brengen bijvoorbeeld een ode aan het weven, een belangrijk beroep hier op Bali.





Elke beweging is zorgvuldig ingestudeerd en geperfectioneerd. Elke beweging heeft betekenis. Een kleine beweging met een hand, met een vinger heeft een doel. We kennen die niet, maar zijn desondanks betoverd.







De jongste van de danseressen is, schatten wij, tien.



Ze is onvoorstelbaar mooi en elegant en kent een hoge status in haar banjar. Hier geen arbo, maar ze wekt ook niet de indruk dat ze die nodig heeft...

Twintig kilometer

Dan gaan we eindelijk weer eens een eindje fietsen. Het is hier warm. Warm-warm. We zitten aan het einde van de regentijd en daardoor is het ontzettend vochtig. Dus doen we rustigjes aan. We zetten onze fietsen in elkaar en doen vanuit Ubud een rondje. Al met al staat er 's avonds twintig kilometer op de teller. En wij zijn uitgeteld... Twintig kilometer? Nee, dat is niet ver. Maar we hebben dan ook nog nooit zoveel gezien in zo'n kort stukje...

Vlak voor we Ubud uitrijden, gaan we links richting de botanische tuinen. Aan beide kanten van de weg is nog volop bebouwing en dat verandert nauwelijks de komende kilometers. Wel zijn er de winkeltjes waar ze rietjes-per-stuk verkopen, de rijk bewerkte poortjes die toegang geven tot de huisjes, de garage waar ze oude motoren proberen te repareren, het afdak waaronder twintig prachtige vrouwen toeristenbrol zitten te maken, de werkplaatsen waar hout bewerkt wordt, het restaurantje waar we een colaatje drinken en och-waarom-ook-niet een heerlijke pannenkoek met kokos voor ons laten klaarmaken, de elektriciteitspalen, de winkeltjes waar ze telefoonkaarten aanbieden, de rieten manden met daaronder de luid kraaiende vechthanen, de kippen die daar uitdagend omheen lopen want de haan kan er toch niet uit, de botanische tuin zelf, de tempels, de smeulende vuilnisbelt, de open riooltjes aan beide kanten van de weg waar ook het irrigatiewater doorheen loopt maar die wonder boven wonder niet stinken, de vrouwen die met enorme emmers vol zand en cement op hun hoofd de straat oversteken en nog veel, veel, veel meer... Tussen dit alles zien we opeens een rijstveldje. Waar geoogst wordt. We bieden onze hulp aan en even later slaan we in de brandende zon onze eerste rijstkorrels de wachtende mand in.



Iets verderop is weer zo'n rijstveld, waar de halmen nog hangen te rijpen. Om de vogels weg te houden, zijn er kleurige verschrikkers opgehangen.



We fietsen verder en zien wat minder bebouwing maar wel enkele grote, prachtige huizen verderop in de velden. 'Expats, of rijke toeristen, zoals jullie', vertelt Nyoman, de gastheer van ons hotel, ons 's avonds.



We slaan een zijweggetje in en komen nu midden in de rijstvelden terecht. Her en der ligt de was te drogen,



en overal zien we offertafeltjes in de velden staan met daarop offerandes voor Dewi Sri, de godin van de rijst. We zien irrigatiekanaaltjes, vier-kinderen-op-een-brommertje die net door hun moeder van school zijn gehaald, een oude verrimpelde dame die zichzelf en haar twee kleindochtertjes wast in de rivier, bouwvakkers die aan een huis-in-aanbouw werken, een enorme stapel kokosnoten die klaar ligt voor de markt, witte reigers die overvliegen, kleine dorpjes vol blaffende honden en kinderen die 'Hello! How are you?' roepen, nog meer tempeltjes en een enorme spin...



Dan, terwijl we samen met twee kleine meisjes en hun moeder ons Bahasa Indonesia proberen te oefenen, stopt er een meneer op een brommer. Of we dorst hebben. Ja! Nou, kom dan maar mee naar mijn huis voor kokosnoot. Onderweg stopt hij nog even bij zo'n winkeltje om twee rietjes te kopen en thuis pakt hij resoluut de ladder en klimt hij de palmboom in zijn voortuin in.'Catch!', roept hij naar Ube.







Twee kokosnoten, vele glimlachen en een paar foto's later fietsen we terug naar Ubud. We hebben iets als een adres gekregen van deze Wayan, het bevat zijn straat en als we daar de foto's naartoe sturen, weet iedereen wie deze Wayan is en zouden de foto's aan moeten komen. We hebben ook zijn telefoonnummer, want hij wil ontzettend graag dat we naar een voorstelling van zijn dansgroep komen en bovendien wil hij ons Balinees leren dansen. Als dat lukt, horen jullie daar natuurlijk meer over!